Van autodesign naar architectuur en omgekeerd: Een gesprek met de Knokse architect Luc Declercq

‘Een mini-grootstad die alles biedt wat je kan dromen!’

Voor wie interesse heeft in architectuur én in Knokke is Luc Declercq zeker geen nobele onbekende. Langs de kustlijn van De Panne tot Knokke vind je immers tal van architecturale pareltjes van zijn hand. Luc Declercq leidt het architectenbureau EL architects en ontpopt zich tot vurig ambassadeur en pleitbezorger van onze mooie badstad.

‘In Knokke gaan toerisme en dagelijks verblijf hand in hand en dit het hele jaar door. Zelfs met de pieken van Pasen en 15 augustus is Knokke perfect leefbaar voor alle inwoners en toeristen. Dat kan van de meeste nationale en internationale badsteden niet worden gezegd. Tijdens het laagseizoen wekken ze ook een desolate indruk. Knokke staat daar dan ook niet tussen, maar erboven!’

Wonen en werken in Knokke is voor u dan een bewuste keuze?

‘Ik woon in Knokke en werk vanuit deze stad uit volle overtuiging! Wij zijn hier vijftien jaar geleden neergestreken en ik wil hier het liefst nooit meer weg. Ook voor de kinderen is Knokke echt hun thuis. Ze gaan hier naar school, hebben hier hun vrienden ... Knokke biedt ook alles wat men zich kan dromen. Het is een mini-grootstad aan zee met een heel specifieke sfeer.’

Weet u nog hoe het allemaal voor u begon in Knokke?

‘Mijn allereerste project in Knokke was het ontwerp van hotel/appartementen tegenover hotel Pauwels, uitkijkend op de minigolf. Dat is ondertussen reeds zo’n twintig jaar - én talrijke andere realisaties in Knokke - geleden.’

Finis Terrae en het Toerismegebouw zijn realisaties van uw kantoor.

‘Finis Terrae is inderdaad een mooi project, maar niet enkel door de architectuur op zich. Eerst en vooral situeert het zich zoals de naam al doet vermoeden aan het ‘eind van de wereld’, meer bepaald aan het Zwin en de Zwinbosjes. Het zicht vanuit de appartementen is ronduit schitterend. Oorspronkelijk waren er 48 appartementen getekend, maar door samenvoeging zijn het er uiteindelijk 36 geworden. De twee gebouwen zijn ondergronds met elkaar verbonden door een zwembad. ‘Het kantoor Toerisme aan het Lichttorenplein is dan weer een mooi voorbeeld van hoe een gebouw een tweede leven kan krijgen in een nieuwe vorm. We hebben de oude toren die een hele tijd geleden afgebroken werd opnieuw opgebouwd en er een glazen uitbouw aan toegevoegd. Het gebouw staat er nu sinds een zestal jaar en we krijgen er positieve reacties op, zowel van de werknemers als van de bezoekers. Het is dan ook heel toegankelijk en licht. Voor het roze plein en de fontein werd nauw samengewerkt met kunstenaar Gert Verhoeven.’

Welke projecten in Knokke krijgen momenteel uw aandacht?

‘Een recent project, bij iedereen bekend, is natuurlijk La Réserve. In 2014 starten we met fase 2, waarbij de nadruk zal gelegd worden op de bijkomende diensten voor de bewoners zoals ruimtes voor een zwembad en fitness, conciërgediensten, enz ... Het mooie is dat dit het enige appartementencomplex in Knokke is waar een dergelijk concept achter zit, en waarvan de buitenruimte maar liefst twintig procent van de binnenruimte bedraagt. De zonnige terrassen op de zuidkant zijn dan ook fenomenaal. Deze zomer zullen we het concept van fase 2 introduceren.’ Hotel La Reserve prijkt statig tussen fase 1 en het te bouwen fase 2 van de appartementen. De gevel met zijn prachtige natuursteen en grote glaspartijen geven het gebouw een exclusief cachet. Met het interieur van het hotel heb ik evenwel niet te maken. Op de zeedijk bouwen we momenteel ook diverse nieuwe gebouwen, steeds in een strakke moderne stijl in natuursteen met grote glaspartijen.

‘Voorts lopen er ook verschillende projecten in Ramskapelle, Duinbergen, Heist en verkaveling Valkenerf aan Lakeside Paradise.’

Er zijn ondertussen ook besprekingen in verband met enkele unieke projecten voor de toekomst, maar daar kan ik voorlopig niets over kwijt. Wat ik wel kan zeggen is dat ik het gevoel heb dat men voor toekomstige projecten bewust vertrekt vanuit concepten die meerwaarde en levenskwaliteit moeten scheppen voor de inwoners. Iets wat ik uiteraard van harte toejuich.’

Toch dacht u oorspronkelijk dat u voor een ander beroep dan voor architectuur in de wieg was gelegd?

‘Van kleinsaf droomde ik ervan om autodesigner te worden! En dat was geen kinderlijke bevlieging, maar een echte passie. Van zodra ik een potlood kon vasthouden en kon tekenen, tekende ik auto’s. Ook tijdens mijn jeugd bleef die fascinatie duren, voor mij was het dan ook evident dat ik autodesign zou gaan studeren. Tot ik werd teruggefloten door mijn ouders, die vonden dat ik eerst mijn diploma architectuur moest halen. Daarna zou ik mogen doen wat ik wou. Ik ben dus 25 jaar geleden afgestudeerd als architect, waarna ik autodesign gestudeerd heb in Zwitserland.’

Vanwaar dan toch de keuze voor architectuur?

‘De ervaring leerde me al snel dat de insteek qua creativiteit groter is in de architectuur. De complexiteit ervan, waarbij je met tal van factoren moet rekening houden om tot een evenwichtig ontwerp te komen, sprak me ook aan. Autodesign is op zich heel fascinerend, maar je moet al heel wat geluk hebben om in die wereld door te kunnen groeien tot een allrounder. Voor je het weet ben je u aan het specialiseren in één onderdeel en teken je de rest van je leven sturen, dashboards of

wielen. Er zijn wel een aantal Belgen die naam gemaakt hebben als allrounders in die wereld, maar ik vond dat architectuur toch beter aansloot bij mijn ambitie om totaalprojecten te creëren.’

Maar de passie voor auto’s laat zich niet temmen ...

‘Vanuit mijn passie voor mooi autodesign ben ik verliefd geworden op oldtimers. De keuze hiervoor ligt voor de hand: vroeger tekenden de topontwerpers een auto vooral vanuit de functie die de chauffeur er aan wou geven. In de jaren ‘40- 50 kon je bijvoorbeeld een beroep doen op een Italiaanse designer die specifiek voor jou een ‘one off’ model kon tekenen en laten bouwen, zoals onze koning Leopold III wagens liet bouwen bij Ferrari. De historiek die erbij hoort en de vormgeving van de wagens die in die periode zijn gebouwd, vind ik bijzonder fascinerend.’

Hebt u een voorkeur voor een merk of ontwerper?

‘Mijn grootste interesse gaat uit naar oude Italiaanse wagens in het algemeen, en naar de ontwerpen van Ugo Zagato in het bijzonder. Hij was gespecialiseerd in rallywagens met een sublieme aerodynamische vormgeving waarvan het gewicht lager lag en staat bekend voor zijn eigenzinnige stijl. Het idee van de ‘double bubble’ is onder andere van zijn hand: zijn Fiat Abarth was zo klein dat hij ruimte moest maken in het dak om de hoofden van de passagiers plaats te geven. Dat hij de juiste keuzes heeft gemaakt, werd bewezen tijdens de rally’s: zijn wagens wonnen telkens de eerste prijs.’

U neemt onder andere ook deel aan de Zoute Rally.

‘De Zoute Rally was de eerste oldtimer rally waaraan ik heb deelgenomen, toen met een blauw-witte Austin Healey. Daarna heb ik meegereden met een Ferrari 330. Mijn vrouw is mijn co-piloot en doet dat uitstekend. Wij zijn ondertussen een gepassioneerd team voor oldtimer races. De voorgaande auto’s werden onlangs verkocht omdat ik mijn droomwagen gevonden heb: een Abarth 750 Record Monza Zagato van het jaar ‘59, waarvan er wereldwijd slechts twintig stuks meer te vinden zijn. Momenteel wordt hij in zijn originele staat hersteld en hij zou moeten klaar zijn voor de Zoute Rally. In het slechtste geval wordt het een andere wagen, maar laat ons hopen van niet!’